In 1567 komt uw beschrijving van de Lage Landen dan eindelijk uit bij de drukker Willem Silvius. De tijdsperiode die gij beschreef was merkwaardig. Gij beperkte u zich tot de jaren 1555 tot 1560, wat dus wil zeggen dat gij de beeldenstorm van 1566 hebt vermeden, en in feite alles wat met de gistende godsdienstoorlog te maken had ontweek. Gij ontweek de storm en beschreef de vrede van voor de storm. Gij keek naar de Lage Landen als een verzameling van kaarten, zoals we er nu een zien van Antwerpen. Een cartograaf toont de orde en dat deed gij ook. Gij zoomde niet in op de wanorde, de toenemende spanningen aan de rand van de afgrond die gij zelf uiteraard hebt meegemaakt in Antwerpen en die we nu de ‘beeldenstorm’ noemen, een opstand tegen het paaps gezag dat de eenheid van de stad uiteindelijk in stukken sloeg en waar niemand echt beter van werd. Daar zweeg gij over, maar dat hinderde niet. Uw aanpak kreeg immers een enorm succes en uw boek werd vertaald in vrijwel alle belangrijke talen van die tijd.
Maar de stormen in uw eigen leven bleven.
Vijfentwintig jaar lang hebt gij samen met uw broer geprocedeerd tegen die bedenkelijke Gaspare Ducci. Toen er een moordaanslag op hem werd uitgevoerd vlak voor de deur van zijn stadsresidentie in de Huidevetterstraat keek men in eerste instantie naar u en uw broer als mogelijke verdachten. Vervolgens ging u lopen en werden uw bezittingen in beslag genomen. In 1569 kwam u dan weer onzacht in aanraking met de hertog van Alva die hier inmiddels was neergestreken. Zestien maanden lang zat gij vast tussen de ter dood veroordeelden als een mogelijke oproerkraaier in een gevangenis te Vilvoorde, wat geen pretje moet zijn geweest.
In 1581 verscheen een vermeerderde druk van uw boek dat deze keer werd uitgegeven door Plantin. Het stadsbestuur bood u een gouden halsketting aan, maar gij vroeg of ge in de plaats daarvan geen baar geld kon ontvangen, gezien gij weer in geldnood zat. Het jaar daarna vloog u weer in de bak, want gij zoudt betrokken zijn geweest op een moordaanslag op Willem van Oranje, maar gij geraakte relatief snel weer op vrije voeten.
Op het einde van uw leven, in de periode van 1584-1585, kreegt gij nog een kleine vergoeding van de stad en gij werd aangegeven als zijnde behoeftig en zonder middelen. Het jaar daarop werd gij gedwongen om uw huis aan de Markgravestraat te verkopen dat zich vlak bij de beurs bevond waar gij kind aan huis zijt geweest. Gij werd nog steeds door de stad ‘gerecompenseerd’ zoals dat heet, ‘voor recompense van dienst deze stad gedaan’ wat uiteindelijk neerkwam op armenzorg. Gij werd nog steeds hoog geacht, maar geld haalde gij er niet meer uit. Gij werd een smekeling op het stadhuis die geen rustig einde in het vooruitzicht had. Vlak voor uw dood werd ge nog overvallen en gegijzeld door een bende geuzen, maar die zagen meteen dat deze kei niet meer kon worden gestroopt.
Gij stierf overigens op 22 maart 1589 in een van de huizen die mooi geordend op deze kaart worden getoond en werd begraven in de Onze Lieve Vrouwe-kathedraal bij wijze van postuum eerbetoon.
Museum Plantin-Moretus · Komt een Italiaan naar de Nederlanden | Jeroen Olyslaegers over Guicciardini's geldproblemen
Plan van Antwerpen, Virgilius Bononiensis - Gillis Coppens van Diest, 1565