Een chronologisch overzicht van meer dan 400 jaar bouwgeschiedenis.
1550
Plantijn werkt als boekbinder in de Lombardenvest. In deze buurt wonen tientallen drukkers.
1552
Plantijn woont in de Twaalfmaandenstraat. Hier installeert hij zijn eerste drukpers. Het eerste boek dat hij uitgeeft is La institutione di una fanciulla nata nobilmente, een boekje voor de opvoeding van adelijke juffrouwen.
1557
Plantijn woont in de Kammenstraat, toen dé hoofdstraat van de stad. Hier drukt hij de tekst bij de lijkstoet van Keizer Karel V. In dit huis worden verboden boeken gevonden. Plantijn vlucht voor een tijd naar Parijs.
1564
Plantijn huurt een aantal huizen in de Kammenstraat en in de Valkstraat. In één van deze huizen heeft hij ook een winkel. Zijn dochter Marguerite woont met haar man Raphelengius en hun kinderen boven de winkel in een kamer van 3,5 meter bij 4,5 meter.
Vanaf 1561 verandert de naam van zijn bedrijf in 'de Gulden Passer'. In de bedrijfsruimte wordt het aantal persen opgevoerd, tot zes in 1565; het jaar nadien komt er nog een pers bij. Vanaf dan groeit Plantijns bedrijf steeds verder uit.
1568
Plantijn huurt zeven huizen in de Bergstraat (nu Gierstraat), Valkstraat en Kammenstraat. Hier drukt Plantijn zijn meertalige bijbel. Hij krijgt ook het monopolie voor alle gebieden onder Spaanse heerschappij. Het bedrijf groeit uit tot een echt drukkersconcern.
1576
Plantijn huurt een pand tussen de Hoogstraat en de Vrijdagmarkt. Het huis krijgt de naam de Gulden Passer. Deze plaats is groot genoeg om 16 drukpersen te plaatsen én te wonen. Het terrein beschikt ook over een grote tuin. Op deze plaats zullen er negen generaties wonen en werken.
Door de Spaanse Furie vermindert de drukkersbedrijvigheid: in januari 1577 heeft Plantijn nog maar drie persen in werking.
1579
Plantijn wordt eigenaar van een klein woonhuis dat bereikbaar is via een poort aan de Vrijdagmarkt. In de hoek van zijn tuin richt hij zijn nieuwe drukkersatelier in. Aan de Heilige Geeststraat laat hij enkele huizen bouwen die hij verhuurt.
In 1578 en 1579 heeft Plantijn weer vijf of zes persen in werking. In 1581 zijn dat er alweer acht.
1583
Het beleg van Antwerpen is in zicht en in de jonge universiteitsstad Leiden bestaat een dringende behoefte aan een goed uitgeruste drukkerij. Plantijn koopt in 1582 een pand in de Breestraat in Leiden en verhuist eind april 1583 samen met zijn echtgenote en meerdere van zijn werknemers naar Leiden. Hij zet daar een filiaal op en wordt officieel drukker van de Leidse universiteit. Hier drukt hij de Spiegel der Zeevaerdt van Lucas Waghenaer.
Zijn schoonzonen Jan I Moretus en Franciscus Raphelengius blijven in Antwerpen het moederbedrijf uitbaten.
1585
Na de val van Antwerpen in augustus 1585 komt Plantijn vanuit Leiden terug naar de Gulden Passer. Hij wil de belangrijkste drukker van de Katholieke Reformatie worden.
1586
O, ik hoop dat je tot hier kan geraken. Het zal je werkelijk aan niets ontbreken: ik heb een heel comfortabele kamer voor je klaar [...] We hebben hier graan en extra-fijne bloem, een handmolen, een oven ... alles wordt nu thuis bereid. Er is wijn, de lekkerste biertjes, gepekeld vlees, kippen die al eens een vers eitje leggen, een mooie tuin, kortom alle noodzakelijke comfort voor de uitwendige mens en - wat je goed genoeg weet - een hart dat je volledig is toegewijd.
Plantijn in een brief aan Justus Lipsius.
1610
Jan I Moretus en zijn vrouw Martine, bepalen dat het bedrijf - en dus ook de Gulden Passer - overgaat naar de meest bekwame zoon. Deze regel wordt ook in de latere generaties gerespecteerd.
1621
Ans Brys
Balthasar I laat grote verbouwingen uitvoeren. De binnenplaats krijgt haar huidige uitzicht. Balthasar I start ook de traditie om van elke zaakvoerder een borstbeeld te laten maken.
1639
Balthasar I Moretus brengt de boekenwinkel, tot dan toe gevestigd in de Kammenstraat, onder in 'De Gulden Passer' aan de Vrijdagmarkt. De winkel werd geïnstalleerd in de westvleugel, waar nu de proeflezerskamer is, los van de drukkerij. Klanten bereikten hem via de binnenplaats.
Rond 1700
De boekenwinkel verhuist naar de huidige ruimte aan de Heilige Geeststraat. Potentiële kopers hoefden dan niet langer op de binnenplaats te komen, wat tegemoetkwam aan de grotere privacy-eisen die de intussen adellijke Moretussen stelden.
1761
François-Jean Moretus laat de huisjes naast de inkompoort aan de Vrijdagmarkt slopen. In de plaats komt er een statig voorgebouw. Dit gebouw wordt verbonden met de 17de-eeuwse vleugels rond de binnenkoer.
1876
Edward Moretus verkoopt de Gulden Passer aan de stad Antwerpen op 20 april 1876.
1877
De Gulden Passer wordt het Museum Plantin-Moretus en gaat op 19 augustus 1877 open voor het publiek.