Overslaan en naar de inhoud gaan

De schatten van Balthasar II Moretus. Voorzorgsmaatregelen in oorlogstijd

Verhalen uit het Plantijns archief

Toen de belegering van Antwerpen haast onvermijdelijk leek, vreesden de inwoners voor zware plunderingen. Daarom nam een vooruitziende Balthasar II Moretus preventieve maatregelen. Hij stuurde zijn waardevolste voorwerpen samen met de eigendomsbewijzen van zijn vastgoed naar een goede vriend in het territorium van de vijand. Aansluitend verborg hij een noodpakket op zolder. Dankzij het Plantin-Moretusarchief zijn we precies op de hoogte van de inhoud.

door Kristof Selleslach, archivaris van het Museum Plantin-Moretus 

 

Belegering

Helemaal op het einde van de Tachtigjarige Oorlog deed de Republiek der Verenigde Nederlanden een ultieme poging om Antwerpen te veroveren. Stadhouder Frederik Hendrik van Oranje besloot om eerst het zwaar versterkte vestingstadje Hulst in Zeeuws-Vlaanderen in te nemen en vervolgens naar Antwerpen op te rukken. Op 7 oktober 1645 begon het beleg van Hulst. De commandant van het gedecimeerde garnizoen capituleerde op 4 november. Het beleg van Antwerpen werd evenwel over de naderende winter getild. Pas in de volgende zomer rukte het Staatse leger met de hulp van de Fransen naar Antwerpen op. Dankzij de forse verdediging door de Spaanse troepen kwam Frederik Hendrik zelfs niet in de buurt van de stadsomwalling. In september 1646 trok hij zijn leger terug naar Bergen op Zoom. Intussen werden de vredesonderhandelingen opgevoerd, en in 1648 maakte de Vrede van Munster een einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

 

Pieter II Verbiest, Figuratieve kaart van het Waasland en Hulst alsook van 
de rivier de Schelde, gravure, 1656 (AV.1988.007)

 

Balthasar II Moretus

Bij het uitbreken van de oorlog leidde Christoffel Plantijn (ca. 1520–1589) nog persoonlijk zijn drukkerij. Drie generaties later had zijn achterkleinzoon Balthasar II Moretus (1615–1674) de gerenommeerde Plantijnse drukkerij aan de Vrijdagmarkt in handen. In de zomer voor het beleg van Hulst huwde Balthasar de zeventienjarige Anna Goos (1627–1691). Hij schonk zijn kersverse bruid juwelen ter waarde van 7.826 Carolus gulden – een bedrag waarvoor je in die tijd gemakkelijk vijf huizen kon kopen.

 

Jacob van Reesbroeck, Portret van Balthasar II Moretus (links) en Anna Goos (rechts), 
1659 (MPM.V.IV.043 en MPM.V.IV.044)
Foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts (Moretus) en Fotografie Peter Maes (Goos); 
eigen fotomontage

 

Hendrick Barentsz

Zoals te begrijpen vreesde Balthasar voor de juwelen van zijn vrouw indien het tot een plundering van de stad zou komen. Daarom riep hij de hulp in van een trouwe klant die doorheen de jaren was uitgegroeid tot een goede vriend van de familie Moretus. Hendrick Barentsz van Hartochvelt (ca. 1587–1663) was een katholieke boekhandelaar in Amsterdam van de derde generatie. Zijn grootvader was al klant bij Plantijn sinds 1578. Zelf plaatste Barentsz vanaf 1612 frequent bestellingen bij de Officina Plantiniana. Hij woonde in de Warmoesstraat in Het Gulden Schrijfboek.

 

Rekening van Hendrick Barentsz in het grootboek van boekhandelaren buiten 
Antwerpen, 1612–1615 (MPM Arch. 129, opening 91)

 

Een baal brevieren

Op 12 oktober 1645, vijf dagen na de start van het beleg van Hulst, verzond Balthasar II Moretus een bijzondere baal naar Barentsz. De massa van de baal bestond uit 150 ongebonden exemplaren van het Breviarium Romanum in het formaat duodecimo. De brevieren dienden om de eigenlijke inhoud te verdoezelen. De in matten verpakte baal bevatte nog zeven pakketten, koffertjes of doosjes. In het journaal van de drukkerij noteerde Balthasar de inhoud van elk pakje. De schepenbrieven van al zijn onroerende bezittingen had hij verdeeld over een pakje en een koffertje. Ook het eigendomsbewijs van De Gulden Passer op de Vrijdagmarkt stuurde hij naar Amsterdam. Balthasar bekommerde zich ook over de bezittingen van zijn moeder Maria de Sweert (1588–1655). Zij was al weduwe geworden toen Balthasar nog een kleuter was en woonde op de Schoenmarkt. In een apart pakket stak hij de schepenbrieven van haar vastgoed. Balthasar voegde ook een aantal rentebrieven en kwitanties inzake de aflossing van hypothecaire schulden aan deze pakketten toe. In een rond doosje stopte Balthasar een selectie van de bruidsjuwelen alsook enkele halssnoeren die zijn vrouw reeds voor hun huwelijk droeg. Hij bracht onder meer een ring met 23 diamanten en een halssnoer met 374 parels in veiligheid. Op de baal tekende hij het handelsmerk ‘HB’ van Hendrick Barentsz. Onder het merk schreef hij de inhoudsvermelding ‘Libri’. Op deze wijze camoufleerde Balthasar de baal als een alledaagse boekenzending.

 

Paklijst van een baal verzonden naar Hendrick Barentsz, 12 oktober 1645 
(MPM Arch. 167, fol. 59 recto)

 

Veilig in Amsterdam

In de begeleidende brief aan Hendrick Barentsz motiveerde Balthasar zijn actie. Volgens Balthasar was er de afgelopen dagen een enorme onrust in Antwerpen ontstaan. De inwoners vreesden niet zozeer het beleg van hun stad en de mogelijke plundering door het Staatse leger, maar wel de chaotische plundering door de eigen gedemotiveerde troepen. Balthasar merkte op dat veel inwoners bezittingen die ze graag in veiligheid wilden brengen buiten de stad zonden. Met deze baal had hij dezelfde intentie. Hij vroeg Barentsz vriendelijk om de baal bij hem thuis ongeopend tot nader order te bewaren. In het geval de onrust nog zou toenemen, overwoog Balthasar een bijkomende verzending. Op 26 oktober bevestigde Hendrick Barentsz de ontvangst van de baal.

Kennelijk was Balthasar overtuigd dat zijn bezittingen op het grondgebied van de vijand veilig zouden zijn. Hendrick Barentsz stond evenwel in Amsterdam bekend als een ijverige katholiek. Bij zijn huwelijk tekende het kruim van de Amsterdamse katholieke elite present. Eén van zijn zonen doopte hij Ignatius naar de stichter van de jezuïeten. Het is alsof je vandaag je zoon Adolf of Osama als voornaam zou geven. Uit een brief van zijn dochter Aleidis kan men afleiden dat er ten huize Barentsz clandestien godsdienstonderwijs werd gegeven, wat niet zonder risico was.

 

Schat op zolder

Op 13 oktober, de dag na de verzending van de baal naar Barentsz, stelde Balthasar II Moretus een noodpakket samen. In een koffer met vergulde banden stopte hij reservekledij. Op de paklijst staan onder meer twaalf nieuwe mannenhemden en evenveel slaapmutsen, en een wit satijnen lijfje. In dezelfde koffer stopte hij een schildpadden koffertje met daarin de gevulde spaarpot en beurs van zijn vrouw Anna. Het contante geld vulde hij aan met het zilverwerk van het gezin. Balthasar verstopte de koffer op zolder onder de stapel Vitae patrum, hagiografieën van de kerkvaders. Vermoedelijk gaat het om het lijvige werk van Heribert Rosweyde met illustraties van Cornelis Galle waarvan de Officina Plantiniana in 1628 een tweede editie had uitgegeven. Verspreid over de zolders van De Gulden Passer lagen hoge stapels drukvellen. Uit de inventaris van 1658 weten we dat de stockvoorraad toen meer dan 17 miljoen drukvellen bedroeg. Alleen dankzij een enorme toevalstreffer zouden plunderaars de schat van de Moretussen onder de kerkvaders kunnen vinden.

 

Gegraveerde titelpagina van: Heribertus Ros-weydus, Vitæ patrvm. De vita 
et verbis seniorvm sive Historiæ eremiticæ libri X, Antverpiæ, 
ex officina Plantiniana, 1628, 2o. (MPM R 63.4, fol. *2 recto)

 

Moeders zilverwerk

Kort na de val van Hulst stuurde Balthasar II Moretus opnieuw een kist naar Hendrick Barentsz. In de kist had hij het zilverwerk van zijn moeder gestopt. In het totaal somde de paklijst 48 zilveren gebruiksvoorwerpen op. Het tafelzilver omvatte onder meer vorken, zoutvaatjes en kandelaars. Aan het zilverwerk van zijn moeder voegde Balthasar nog vier zilveren voorwerpen uit eigen bezit toe. Het gros van zijn zilverwerk had hij immers op zolder verborgen. Hij deed geen moeite om de kist als een boekentransport te maskeren. Balthasar merkte de kist met het eigen van Plantin afgeleide handelsmerk ‘PLNT’ zonder specificatie van de inhoud. Hendrick Barentsz bevestigde de ontvangst van de kist op 20 november 1645.

 

Paklijst van een kist verzonden naar Hendrick Barentsz, voor 20 november 1645 
(MPM Arch. 167, fol. 60 recto)

 

Retourzending

Hoewel het beleg van Antwerpen die herfst niet meer werd aangevangen, hield Balthasar zijn waardevolle goederen in bewaring bij Barentsz. Pas op 12 juli 1646 kreeg Balthasar de baal met de eigendomsbewijzen en juwelen weer in zijn bezit. De kist met zilverwerk ontving hij pas op 14 september 1646. Toen had stadhouder Frederik Hendrik de veldtocht al beëindigd. Balthasar voegde de eigendomsbewijzen van zijn vastgoed opnieuw toe aan zijn archief. De meeste akten worden nog steeds bewaard in het Plantin-Moretusarchief. De juwelen en het zilverwerk bleven allicht in de familie, en vinden we helaas niet terug in de collecties van het Museum Plantin-Moretus.

 

Museum Plantin-Moretus

Unesco werelderfgoed

Slogan icons

Meld je aan voor de nieuwsbrief