Nog voor er computers waren
‘Mijn allereerste opdracht was een catalogus samenstellen van alle 16de en 17de-eeuwse portretten uit de collectie van het Prentenkabinet. Dat moest nog manueel natuurlijk, op basis van gestencilde fiches getypt met een typemachine. In die tijd waren er nog geen computers. Ik werd ook ingeschakeld bij een tentoonstelling over Arabische drukken. Als klassiek filoloog mocht ik vertalingen maken van de (Latijnse) inleiding van de boeken.’
‘Daarnaast stond ik in voor de leeszaal. De bezoekers stelden mij er heel uiteenlopende vragen: niet alleen over de boeken uit de bibliotheek, ook over de beelden die ze hadden gezien in het museum. Ik hielp hen zo goed ik kon, maar er was nog geen internet dus ik kon nergens op terugvallen natuurlijk. Het was dus telkens opnieuw zoeken. Dankzij die vragen heb ik de collectie leren kennen.’
Boeken beschrijven in opzoeksystemen
‘In de leeszaal was ik verantwoordelijk voor de catalografie, de beschrijving van de boeken in het opzoeksysteem. Dat gebeurde in die tijd nog op aparte steekkaarten in fichebakken. Om nieuwe fiches te laten maken, moest je naar het Stadhuis waar de kaartjes in vijfvoud uit een grote machine rolden. Die moest ik in de bibliotheek weer klasseren op verschillende indexen. Een hele klus.’
‘Toen het museum in 1990 een eerste computer aankocht, begon het werk helemaal opnieuw. Dan moest ik alle fiches overzetten naar een nieuw digitaal systeem. Om er zeker van te zijn dat ik alle informatie 100% correct invoerde, baseerde ik me niet op de fiches alleen, waar mogelijk foutjes in zaten. Ik heb élk boek van de bibliotheek opnieuw in mijn handen gehad om die manueel in te voeren in het computersysteem.’
Onze bibliotheek telt 25.000 oude drukken en 638 handschriften. Ik heb zo goed als élk boek fysiek in mijn handen gehad om het registreren.
Uitzonderlijke museumbibliotheek
‘De sterkte van onze museumbibliotheek is dat we niet alleen veel uitzonderlijke boeken hebben, maar ook het oorspronkelijke drukkersmateriaal dat mee aan de basis ligt. Die combinatie maakt onze collectie echt uniek. Ik heb ook in andere grote instellingen gewerkt, in Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten. Daar hebben ze wel prachtige drukwerken, maar niet de archieven, tekeningen, houtblokken of koperplaten daarbij.’
‘Ook onze werking is helemaal anders. In de prestigieuze universiteitsbibliotheek van Cambridge zag ik hoe het níet moet. Daar is een enorm verschil tussen het wetenschappelijke personeel en de magazijniers, de ‘fetchers’. Twee klassen apart. Zoiets wilde ik bij ons helemaal niet: ik ben altijd goed overeengekomen met de mensen in de leeszaal en onze magazijniers, en vind het belangrijk er een goede band mee te hebben.’
Onze collectie is uniek in de wereld. We hebben niet alleen uitzonderlijke historische boeken, maar ook het oorspronkelijke drukkersmateriaal dat mee aan de basis ligt.
Tentoonstellingen en presentaties
‘Ik heb hier zo’n 25 tentoonstellingen mogen maken. Heel mooi vond ik de expo over boekillustraties bij de Moretussen, in 1995. Of de tentoonstelling over de landkaarten en atlassen van Ortelius, in 1998. Ook heel prettig was de tentoonstelling over cartografie die ik mocht maken in het Rockoxhuis, in 2014. Daar mocht ik nog eens een echte catalogus bij schrijven, met uitgebreide beschrijving van alle werken. Zoiets heb ik altijd graag gedaan.’
‘Vandaag merk ik dat musea hun tentoonstellingskalender vaker baseren op de geboorte- en sterftejaren van historische personen. Dat levert wel mooie tentoonstellingen op, maar ik mis toch die oudere expo’s die starten met een goed inhoudelijk verhaal in plaats van met een jaartal. Je merkt daarin toch een zekere evolutie.’
‘Ik maakte ook altijd graag de kleine presentaties. Dan vulde ik een vijftal toonkasten rond een bepaald thema. Bijvoorbeeld de ‘Uitgever van de maand’ waarbij we elke maand een andere Europese uitgever belichtten, met een paar boeken erbij. Ook leuk vond ik de presentaties op basis van de reglementen van de Stad Antwerpen van rond 1600. Ik zocht dan een aantal publicaties bij elkaar over één bepaald thema: de Pest, de schoolgaande jeugd, goed gedrag en zeden …’
Verliefd op de Grieken
‘Onze collectie is vooral opgebouwd rond 16de- en 17de-eeuwse boeken, van Plantijn en de Moretussen. Maar ik ben ook geïnteresseerd in oudere boeken van de 15de eeuw. Ik ben altijd verliefd geweest op de oude Griekse uitgaven van die tijd: prachtige boeken, de mooiste die we hier hebben. Die interesse deel ik trouwens met Balthasar Moretus, kleinzoon van Plantijn. Hij bracht al die oude Griekse werken in de collectie.’
‘Dankzij die boeken heb ik het museum ook leren kennen. Toen ik studeerde aan de UFSIA (UAntwerpen) nam onze prof Grieks ons hiernaartoe om oude Griekse boeken te bekijken. Dat was voor mij helemaal nieuw, ik had daarvoor geen flauw idee wat zo’n oude boeken waren. We kenden de werken wel van de cursus, maar als je dan zo’n Plato of Xenophon vastpakt en erin begint te lezen … De Griekse letters leunen veel dichter aan bij handschriften, dat was een onvergetelijke ervaring.’
Als student mocht ik op een namiddag oude Griekse boeken van Plato of Xenophon doorbladeren. Een prachtige wereld ging voor mij open. Zo leerde ik het museum kennen.
Bewaker van aankoopbeleid
‘Ons aankoopbeleid is heel strikt: we verzamelen alleen boeken en uitgaven die door de uitgeverij van Plantijn hier werden uitgegeven. Ik heb de focus iets verbreed: Plantijn had ook een drukkerij in Leiden en een winkel in Parijs. Ook de werken die daar werden gedrukt, proberen we op te nemen. Zo kunnen we elk jaar zo’n 20-tal belangrijke oude boeken aankopen. We hebben bijvoorbeeld de allerbeste selectie van de atlassen van Ortelius in huis.’
‘Ik ben blij dat ik dit beleid mee op poten heb kunnen zetten. Wanneer ik straks op pensioen ga, zet het museum deze lijn verder. Belangrijk vind ik dat ook de moderne bibliotheek wordt opgevolgd. Er gebeurt vandaag op wetenschappelijk vlak heel veel over de boekgeschiedenis. We moeten als gespecialiseerd museum op de hoogte blijven van deze evoluties, en ook die nieuwe werken blijven aankopen.’
Blijven schrijven
‘Ik heb altijd veel geschreven, voor tal van museum- en andere wetenschappelijke publicaties. Ook privé. En dat ga ik op pensioen ook blijven doen. Een aantal boeken schrijf ik samen met mijn echtgenote, zij is kunsthistorica. Mijn onderzoek focust op teksten, dat van haar op beelden, een prima tandem.’
‘Ik werk nu aan een boek over prenthandel in de 17e eeuw, en dat is bijna af. Daarna wil ik graag een boek schrijven over het uitgeversvak in de tijd van Plantijn. Ik heb daar de voorbije jaren zoveel informatie over opgedaan. Wat kwam er allemaal bij kijken? Wat waren de problemen toen, wanneer publiceerden uitgevers iets en wanneer ook niet? Uitgevers in de 17de eeuw dachten al even commercieel als uitgevers vandaag. Het lijkt me boeiend om daarover iets te publiceren. Dus je zal me zeker opnieuw in de leeszaal van het museum treffen. Niet meer als verantwoordelijke, maar aan de andere kant van de tafel.’