door Kristof Selleslach, archivaris van het Museum Plantin-Moretus
Drukkersprivileges
In een drukkersprivilege verleende de overheid aan een uitgever het alleenrecht om een bepaald boek te drukken en te verkopen binnen een vastomlijnde periode. Soms was niet de uitgever maar de auteur zelf de begunstigde. Vanzelfsprekend was het privilege uitsluitend geldig op het grondgebied van deze overheid. Antwerpse drukkers konden bij twee instanties terecht. De Geheime Raad verleende privileges die geldig waren in de gehele Spaanse Nederlanden. Daarentegen waren de privileges van de Raad van Brabant alleen geldig in het hertogdom Brabant. Gezien de omvang van het hertogdom bood een Brabants privilege dikwijls al voldoende bescherming. Voor drukkers uit het naburige graafschap Vlaanderen was het commercieel vaak niet meer interessant indien hun uitgaven van de grote Brabantse markt werden geweerd.
Privilege toegekend door de Geheime Raad aan Gerard Mercator voor zijn wereldkaart (mappa universalis) voor de periode van 10 jaar, 2 september 1569 (MPM Arch. 1179, nr. 103)
De Officina Plantiniana vroeg haar privileges zowel aan de Geheime Raad als aan de Raad van Brabant aan, en soms aan allebei tegelijk. Er valt niet echt een patroon in te ontwaren. Het Plantin-Moretusarchief bevat meer dan duizend privileges van de Plantijnse drukkerij. De perkamenten privileges hebben vaak een imposante maar fragiele lakzegel. De secretaris van de Raad vouwde het privilege rond de lakzegel en verzond het privilege vanuit Brussel naar de Moretussen in Antwerpen. Bij ontvangst vouwden ze het privilege voorzichtig open, maakten hun samenvatting, en vouwden het privilege weer dicht. De eeuwenlange bewaring in gesloten toestand maakt het vandaag zeer lastig om het stugge perkament te manipuleren.
Franciscus Aguilonius
In 1613 gaf de Officina Plantiniana het magnum opus van de jezuïet Franciscus Aguilonius (1567–1617) uit. Enkele jaren voordien had Aguilonius in Antwerpen een speciale wiskundeschool opgericht. In het werk Opticorvm libri sex philosophis iuxtà ac mathematicis vtiles (zes boeken over optica, even nuttig voor filosofen als voor wiskundigen) gaf hij een uitvoerig overzicht van de toenmalige kennis over optica. Hij introduceerde ook enkele nieuwe termen die we vandaag nog steeds gebruiken.
Gegraveerde titelpagina van: Franciscus Agvilonius, Opticorvm libri sex, Antverpiæ, ex officina Plantiniana, apud viduam et filios Io. Moreti, 1613, 2o. (MPM R 52.1, fol. *2 recto)
Honderden wetenschappelijke diagrammen ondersteunen de theorieën van Aguilonius. Het museum bewaart de volledige reeks van 495 houtblokken. Gegraveerde titelvignetten met putti – mollige, naakte kinderfiguurtjes met vleugels – verluchten het begin van de zes boekdelen. Peter Paul Rubens maakte de ontwerpen voor de titelvignetten en de gegraveerde titelpagina. Onlangs kon de Vlaamse Gemeenschap één van de zes originele ontwerptekeningen voor de titelvignetten aankopen. Het museum kreeg het topstuk in langdurige bruikleen. De Vrienden van het Museum Plantin-Moretus hebben hun traditionele nieuwjaarsboekje dit jaar volledig gewijd aan deze belangrijke aanwinst.
Peter Paul Rubens, Een geleerde bestudeert de schaduw van een armillarium, ca. 1613, 95 x 143 mm (Collectie Vlaamse Gemeenschap, BK009178). Foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts
Het privilege van de Raad van Brabant
De Plantijnse drukkerij investeerde dus fors in de talrijke illustraties voor het werk van Aguilonius. Om hun investering te beschermen, wendden de Moretussen zich tot de Raad van Brabant. Op 20 januari 1612 verleende de Raad aan de broers Balthasar I en Jan II Moretus een privilege voor het werk van Aguilonius. Het privilege is opgesteld in het Nederlands en was geldig voor de duur van tien jaar. De perkamenten oorkonde moet het zonder lakzegel stellen. Alleen de handtekening van secretaris Joachim de Busschere staat garant voor de authenticiteit van het document.
Privilege toegekend door de Raad van Brabant voor het drukken van het boek Opticorvm libri sex van Franciscus Aguilonius, 20 januari 1612 (MPM Arch. 1179, nr. 406). Foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts
De samenvatting van Balthasar I Moretus
Het bijzondere aan de casus van Aguilonius is dat we niet alleen over het privilege en de gedrukte samenvatting beschikken maar ook over het document dat beiden verbindt. Het concept van de samenvatting in het handschrift van Balthasar I Moretus is immers bewaard gebleven.
Thomas Willeboirts Bosschaert, Portret van Balthasar I Moretus, [1613-1641] (MPM.V.IV.003). Foto: Michel Wuyts
In deze periode leidde Balthasar I Moretus (1574–1641) samen met zijn broer Jan II Moretus (1576–1618) samen de Officina Plantiniana. Balthasar gaf leiding aan de drukkerij en Jan stond in voor de verkoop. Al in zijn kindertijd wisselde Balthasar spelenderwijs Neolatijnse poëzie uit met zijn oudere broer Melchior. Een privilege in het Latijn samenvatten was een kolfje naar zijn hand.
Samenvatting van het privilege toegekend door de Raad van Brabant voor het drukken van het boek Opticorum libri sex van Franciscus Aguilonius, [na 20 januari 1612] (MPM Arch. 1179, nr. 404). Foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts
De territoriale misleiding
De samenvatting begint meteen met een bewuste verdraaiing. Balthasar stelde dat het privilege persoonlijk door de aartshertogen was verleend:
‘Alberti & Isabellæ Claræ Evgeniæ, Archiducum Austriæ, Ducum Burgundiæ, Brabantiæ, &c. Serenissimorum Belgicæ Principum Priuilegio cautum est’
(Albrecht en Isabella Clara Eugenia, aartshertogen van Oostenrijk, hertogen van Bourgondië, Brabant, etc. zeer doorluchtige vorsten van de Nederlanden staan borg voor het privilege)
In werkelijkheid worden de aartshertogen in het privilege alleen aangehaald als de vorsten die de Raad van Brabant hebben ingericht:
‘Wt versueck gedaen inden Raede vande Ertzhertogen onse genaedighe heeren ende princen geordineert in Brabant’
(op verzoek ingediend bij de Raad van onze genadige heren en vorsten de aartshertogen geconstitueerd in Brabant)
Dankzij de eenzijdige focus op de aartshertogen kon Balthasar de Raad van Brabant verzwijgen. Op sluwe wijze suggereerde hij een veel groter territorium, want de aartshertogen waren de soevereine vorsten van alle provincies in de Habsburgse Nederlanden. Verderop in de samenvatting claimde Balthasar door het gebruik van de term ‘Inferioris Germaniæ’ (Neder-Duitsland) uitdrukkelijk de toepassing op het volledige grondgebied van de aartshertogen. Dit was een flagrante leugen, het oorspronkelijke privilege verleende het recht om het werk van Aguilonius te ‘drucken vercoopen ende distribueren allomme binnen desen Lande van Brabant’ (het drukken, verkopen, en distribueren overal in het land van Brabant). Op deze wijze misleidde hij de concurrentie. Snuggere uitgevers konden de leugen van Balthasar wel doorprikken aan de hand van naam van de ondertekenaar. Joachim de Busschere was immers secretaris van de Raad van Brabant en niet van de Geheime Raad.
De samenvatting van het privilege in: Franciscus Agvilonius, Opticorvm libri sex, Antverpiæ, ex officina Plantiniana, apud viduam et filios Io. Moreti, 1613, 2o. (MPM R 52.1, fol. 3P3 verso)
Ook moeders privilege
Naast de flagrante leugen over het grondgebied nam Balthasar nog een tweede leugen in de samenvatting op. Hij stelde dat het privilege was toegekend aan zijn moeder Martina Plantijn (1550–1616), zijn broer Jan, en zichzelf. In werkelijkheid was het privilege alleen aan Balthasar en Jan verleend. Moeder Martina werd in het privilege helemaal niet vermeld. Na het overlijden van Jan I Moretus in 1610 bleef zijn echtgenote Martina als stille vennoot in het familiebedrijf. De erfgenamen spraken af om alle edities te ondertekenen met ‘uit de Plantijnse drukkerij, bij de weduwe en zonen van Jan Moretus’. Omdat zijn moeders naam prominent op de titelpagina’s stond, nam Balthasar haar naam uitdrukkelijk op in de samenvatting van het privilege. Deze leugen maakte geen wezenlijk verschil uit want het privilege stond ook op naam van de twee broers. Maar zo kon Balthasar de branding van de Officina Plantiniana consequent aanhouden.
De samenvatting van het privilege in: Het nievvve Testament ons heeren Iesv Christi, Antwerpen, by Christoffel Plantijn, 1577, 8vo. (MPM A 590, fol. v4 recto)
Opa om de tuin geleid
Het creatief samenvatten van privileges had Balthasar mogelijk van zijn grootvader geleerd. Christoffel Plantijn (ca. 1520–1589) publiceerde in zijn editie van het Nieuwe Testament van 1577 ook een Nederlandse samenvatting van de oorspronkelijk Franstalige privileges. Hij liet opzettelijk de looptijd van de privileges weg, want in 1577 waren ze al ruim vijf jaar vervallen. Het authentieke privilege van de Geheime Raad vermeldde ook dat de Antwerpse drukker Hans de Laet voordien het privilege op de Nederlandse Bijbelvertaling had. De Laet heeft dit privilege nooit bezeten. In zijn edities verwees hij uiterst beknopt naar een reeds vervallen privilege dat verleend was aan de Leuvense drukker Anthoni Maria Bergaigne. Plantijn heeft zich dus zelf in de luren laten leggen. Het creatief samenvatten van privileges loonde.