door Kristof Selleslach, archivaris van het Museum Plantin-Moretus
Lijst van de Verloren Maandagsfooien, 1722 (MPM Arch. 1167, fol. 5 recto). Transcriptie zie onder.
Balthasar IV Moretus (1679-1730) was de oudste zoon van Balthasar III en Anna Maria de Neuf. Sinds de verheffing in de adelstand van zijn vader mocht Balthasar IV zich de adellijke titel van jonker aanmeten. In 1702 huwde hij Isabella Jacoba de Mont (1682-1723). Het echtpaar kreeg acht kinderen waarvan er slechts drie de volwassen leeftijd bereikten. In de zomer vertoefde het gezin graag op het platteland in Hombeek. In dit dorp bij Mechelen bezaten ze een kasteeltje. In 1706 trad Balthasar IV in associatie met zijn moeder om de Plantijnse drukkerij te leiden. Na haar overlijden in 1714 nam hij even alleen de leiding van het bedrijf waar. Toen zijn jongste broer Joannes Jacobus Moretus (1690-1757) eindelijk thuis kwam van zijn Grand Tour in Italië, stapte hij als vennoot in het familiebedrijf. Na het overlijden van Balthasar IV in 1730 toonden zijn twee nog levende zonen geen interesse in de drukkerij. Daarom kwam de Officina Plantiniana volledig in handen van diens jongere broer Joannes Jacobus.
Portret van Balthasar IV Moretus, [1700-1730] (MPM.V.IV.128; Foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts)
Verloren Maandag is een typisch Belgische traditie. Met name in de provincie Antwerpen eet men op de maandag na de zondag na Driekoningen traditioneel worstenbroden en appelbollen. Volgens Wikipedia was deze dag in het ancien régime een verloren werkdag omdat de ambachtslieden hun nieuwjaarsfeest hielden en daarom niet aan werken toekwamen. Een archiefstuk uit het Plantin-Moretusarchief suggereert evenwel een andere reden. In het jaar 1722 viel Verloren Maandag op 12 januari. In het archiefstuk noteerde Balthasar IV Moretus aan welke ambachtslieden hij een Verloren Maandags- of nieuwjaarsfooi had uitbetaald. Klaarblijkelijk schuimden de ambachtslieden op Verloren Maandag de deuren van hun vaste klanten af om een nieuwjaarsfooi te ontvangen. De lange lijst van Balthasar IV telt niet minder dan 44 lijnen. Bijgevolg belde op Verloren Maandag de ene na de andere ambachtsman of –vrouw bij de Moretussen op de Vrijdagmarkt aan. Om de aanhoudende stroom van leveranciers te beheren, legde Balthasar IV een lijst aan. Hij noteerde voor elke leverancier het bedrag van de fooi die hij had gegeven.
De lange lijst geeft een interessant overzicht van de diverse ambachtslieden die bij de Moretussen over de vloer kwamen. Sommige beroepsnamen zoals schrijnwerker en loodgieter gebruiken we vandaag de dag nog steeds. Andere beroepsnamen zoals moosmeier zijn evenwel uit de Nederlandse taal verdwenen. De moosmeier had het alleenrecht op de ophaling van mest. De stad Antwerpen reguleerde dit beroep in het Gebod van 4 maart 1624.
Gheboden ende wt-gheroepen … op den iiij. Martij, 1624: Alsoo … van nieuws reghel te stellen op’t feyt vande mosemeyerije (MPM L 756)
In de lijst van de nieuwjaarsfooien zijn de kleermakers goed vertegenwoordigd. Wel vier verschillende kleermakers kwamen op Verloren Maandag langs. De Moretussen waren ook klant bij twee schoenmakers, maar hun schoenen lieten ze lappen bij een derde ambachtsman. Vergeet bovendien de krantenjongen, bij de Moretussen kwam het ‘gaset meijjsen’ (gazetmeisje) op haar krantenronde langs.
Transcriptie
leeste vande verlore maendaeghs gasten 1722
Den tambour vant quaertier
De craenkinderen
Den lootgieter
den cleermaker in de lange nieuwe straet
Den cleermaker kiddorp
Den cleermaker huijvettersstraet
Den schoenmaker eijermert
Den schoenmaker vijfhoeck
Den schoenlapper
Den cnopmaker
Den draeijer
Den mandemaker
Den clatschilder
Den wagemaker
Den saelmaker
Den hoefsmidt
Den slotmaker
Den gelasenmaker
Den moesmeijer
De straet kersters
Den blijcker
Den bruijn bier brouwer
backers meijsen
handuijt
Den cnaep vande zielen
De kersmaeckster
Den schrijnwerckers
Stockvis meijsen
Den ketelaer
melck meijsen
De timerlie
De metsers
De schaelideckers