De bijbel van Konrad Vechta of Wenceslasbijbel is één van de mooiste verluchte manuscripten in de collectie van Museum Plantin-Moretus. Vechta bestelde zijn bijbel rond 1402 en het mocht wat kosten: het boek is luxueus uitgevoerd en overdadig versierd. Je treft er 210 miniaturen in aan en nog meer illustraties in de marge. Vechta was onder meer aartsbisschop van Praag en muntmeester van de Heilig Roomse keizer en Boheemse koning Wenceslas IV. High society dus. Maar schijn bedriegt, want de bijbel die hij bestelde, raakte nooit af. Allicht door financiële problemen. Toch is de bijbel van Vechta een voorbeeld van de hoogdagen van de Boheemse verluchting van de late 14de eeuw.
Drôlerieën
Het manuscript is verlucht. Dat betekent dat de handgeschreven pagina’s versierd zijn, iets wat je vaak ziet in middeleeuwse manuscripten uit de 13de tot 15de eeuw. Drôlerieën vormeneen subcategorie binnen de verluchting.Ze zien er dikwijls grappig uit. Denk bijvoorbeeld aan middeleeuwse konijnen die op slakken rijden, of aangebrande tekeningen van nonnen die penissen uit bomen plukken. Vaak illustreren woordspelingen of grappen waarmee de middeleeuwse lezer vertrouwd was, maar wij niet meer. Ze verwezen naar de hoofdtekst, gaven er commentaar bij of interpreteerden de boodschap op een grappige manier.
Met de figuren in Vechta’s bijbel is er iets aan de hand. Onder die komisch rondbanjerende beren en aapjes zit namelijk een diepere betekenislaag. Ze vertellen een religieus verhaal en symboliseren de liefde voor en connectie met de ridderorde van de koning. In deze blogpost gaan we dieper in op een welbepaald thema dat afgebeeld staat in de marges van Vechta’s bijbel. Zo krijg je meer inzicht in de symboliek van de fascinerende versieringen die je in het manuscript aantreft.
Vleselijke lusten en aardse verlokkingen
De drôlerieën in Vechta’s bijbel herinnerden de lezer eraan om vroom te leven en loyaal te zijn aan de koning. Maar hoe werd die betekenis overgebracht door schattige, mensachtige diertjes af te beelden? Eerst moeten we begrijpen hoe de middeleeuwse lezer die wezens interpreteerde. De beer bijvoorbeeld. Die werd ooit gezien als de koning van het dierenrijk en werd vaak voorgesteld als een duivels wezen. Beren kunnen op hun achterste poten lopen en werden vaak aanzien als “de mens van het bos”. Middeleeuwers dachten dat de beer nauwverwant was aan de mens, samen met de aap en het varken. Dat drietal werd dus vaak gebruikt om mensen te parodiëren. De beren in Vechta’s bijbel bespelen instrumenten zoals de doedelzak of de luit. Ze refereren aan de dierlijke passie die kan oplaaien als je naar profane muziek luistert. Dat soort passie vond de Kerk zondig, een verlokking van de duivel.
Kritiek op tekortkomingen
Een andere functie van de dieren is om “stiekem” echte mensen te parodiëren die aan of in de nabijheid van het hof vertoefden. Zo wordt Vechta zelf afgebeeld als een steenbok, het teken op zijn wapenschild. Hij drinkt bier uit een middeleeuws, uit de kluiten gewassen pilsglas.
Ook de koning zelf ontsnapt niet aan de verluchters: hij wordt afgebeeld als een streng ogend konijn dat een steekspel uitvecht met een ram. De afbeeldingen lijken grappig bedoeld, maar eigenlijk illustreren ze de tekortkomingen van deze belangrijke figuren. In Vechta’s geval is de stevige pot pils een herinnering om minder te drinken.
Cryptische versieringen
Deze drôlerieën volgden vaak exempla. Anekdotes of verhaaltjes die verteld werden, maar niks te maken hadden met de inhoud van de eigenlijke tekst. Dat soort versieringen zijn heel cryptisch. Je moet het verhaaltje kennen om een individuele voorstelling te interpreteren. Het is wel duidelijk dat veel van die verhalen handelen over domheid, liefde, of allebei. Bekijk bijvoorbeeld de aap die zichzelf in de spiegel bewondert. Ze beeldt een zin uit die de minnezanger Burkhart von Hohenfels populariseerde. Hij vertelde zijn geliefde dat ze hem betoverde zoals de wilde aap betoverd wordt door zijn eigen spiegelbeeld.
Varianten op dat motief keren terug op andere bladzijden. Nu eens met een beer, dan weer met een aap die op een kruk leunt.
Allemaal zijn ze voorbeelden van hoe je je niet hoort te gedragen en wat je vooral niet hoort na te streven.
Er is dus een tegenstelling tussen wat er zich in de marge afspeelt en wat er in de hoofdtekst van het manuscript gebeurt. Vaak wordt die tegenstelling nog verder kracht bijgezet door ronduit kwaadaardige symbolen, zoals uilen en vliegen.
Over de liefde en andere zaken
De verlokkingen van het vlees is niet het enige thema in de randversiering. De verluchters illustreerden ook een zuiverder ideaal: dat van de hoofse liefde. De afbeelding van de maagd en de eenhoorn, bijvoorbeeld. Die kan je op verschillende manieren interpreteren. De meest gangbare allegorie is die van een jonge hoveling die een wilde eenhoorn berijdt.
Het fabeldier kan enkel getemd worden door de liefde in de schoot van een maagd. Meestal is die allegorie een religieuze referentie aan de aankondiging van de geboorte van Jezus.
Een ander symbool voor de liefde zijn de twee ‘tortelduifjes’ in de marge: een bruinzwarte vogel met een rode kuif en een groene parkiet. Ze zitten steeds in elkaars buurt en loeren naar elkaar.
Er zijn ook meer fantasierijke en decoratieve figuren. In Vechta’s bijbel komen de bladeren en stengels van de Acanthus (een mediterrane plant) vaak voor. Tussen al het gebladerte kijken vogels, draken en andere fantastische wezens je aan, of knabbelen ze aan de begroeiing. Dat is mogelijk een metafoor voor de lezer die, net zoals de dieren, de woorden in het boek opeten.
Vechta’s bijbel zit vol drôlerieën die met elkaar interageren en verschillende boodschappen overbrengen aan de lezer. Voor onze moderne geesten is het moeilijk om die boodschappen te doorgronden. Soms moeten we simpelweg aanvaarden dat de middeleeuwer graag lachte met afbeeldingen van zichzelf als bierdrinkende beer.
De bijbel is kwetsbaar en wordt veilig bewaard in ons depot. Jammer genoeg is hij niet te bezichtigen door het publiek.