Overzicht van de reeks Grootboeken ‘overige klanten’ met vermelding stad Antwerpen
C. Plantijn jaren 1571-1582 Arch. 18 opening 310, 362
C. Plantijn jaren 1583-1589 Arch. 20 opening 88, 220, 31
Jan Moretus jaren 1590-1599 Arch. 21 opening 24
Jan Moretus jaren 1600-1610 Arch. 127 opening 97
De nummers van de opening staan in de buitenste bovenhoeken links en rechts.
De eerste transactie
Sinds 17 januari 1579 is Plantijn de officiële stadsdrukker. Deze deal schrijft hij neer in zijn boekhouding.
De tekst op de rechterzijde:‘Messieurs de la ville d’ Anvers d’ inchontre doibve[n]t avoir laditte somme de flor. iiij [c.] et vi et xij st ½ daulta[n]t que comme il a pleu ausdits seigneurs de ottroijer a C. Plantin une pension annuelle a certaines conditions il soulde ceste p[ar]tie et ne leur en tient plus r[es]p[ec]te dicelle’
Of: “De heren van de stad Antwerpen moeten de genoemde som betalen van 406 florijnen en 12 ½ stuivers zoals is afgesproken met de voornoemde heren om C. Plantin een jaarlijkse toelage te geven onder bepaalde voorwaarden”
Links bestellen rechts betalen
Links staat telkens het overzicht van de bestellingen van de klant. ‘La ville d’Anvers doibvet’, ‘de stad van Antwerpen is verschuldigd…’
In de linker marge staat het jaartal. Dan volgt de bestelling van de stad. Achteraan staat het verschuldigde bedrag in gulden (= florijnen, afgekort fl.) en stuivers (= patars, afgekort pat. of st.). Het moeilijke leesbare ‘placarts’ verwijst naar de geboden. Ook bestelde boeken of andere opdrachten staan vermeld: placarts & livres.
Rechts staan de betalingen.
Een streep door de rekening
Plantijn rekent af met de stad voor het drukken van een hele reeks plakkaten. De aantallen variëren. Soms 50, soms 80, 100 of 200. Voor 200 plakkaten rekent hij de stad 5 Carolusgulden aan. Eens betaald gaat er een streep door de rekening.
Van vader op schoonzoon
Na Plantijn neemt Jan Moretus de opdracht van stadsdrukker automatisch over. Zo bestelt de stad in op 24 mei 1591 300 plakkaten en ook epigrammata in obitum Plantini, grafdichten bij het overlijden van Plantijn. Alles samen goed voor een jaarbedrag van 393 fl.
Uit de boekhouding blijkt dat de stad effectief jaarlijks 300 gulden blijft uitbetalen. Het ene jaar iets meer, het andere jaar wat minder. Op 28 november 1594 betaalt de stad 325 gulden. Een jaar later, op 15 maart 1595 is dat maar 275 gulden. En zo klopt de rekening weer.