Door Kristof Selleslach, archivaris van het Museum Plantin-Moretus
Papiermagazijn
De informatie over de rekrutering staat plompverloren in een grootboek van het papiermagazijn. Dit grootboek bevat aantekeningen per papiersoort met betrekking tot de levering van papier.
Achteraan heeft Balthasar IV Moretus (1679-1730) enkele aantekeningen gemaakt die geen enkel verband hebben met papier. Een andere aantekening heeft betrekking op gronden in de polderdorpen Wilmarsdonk en Oorderen.
Aantekeningen met betrekking tot een reeks sollicitatiegesprekken gehouden in de Plantijnse drukkerij in juni 1722 (MPM Arch. 469, fol. 17 recto)
Sollicitatiegesprekken
De aantekeningen vatten vermoedelijk samen wat de negen kandidaten tijdens de sollicitatiegesprekken over zichzelf hebben verteld. Doorgaans wordt de naam van de kandidaat gevolgd door de geboorteplaats. Vervolgens vermeldt de aantekening de vorige werkgever en het vak van de kandidaat. De aantekeningen sluiten vaak af met de ontslagregeling bij de vorige werkgever. Heel uitzonderlijk bevat een aantekening ook een korte opmerking over de mentaliteit van de kandidaat. Een doorsnee aantekening luidt als volgt:
Jacobus D'hollander, geboren in Antwerpen, werkte bij J.B. Verdussen als drukker, heeft daar behoorlijk afscheid genomen in juni [1722]
Zes van de negen kandidaten werden in dienst genomen waaronder Jacobus D’hollander. In de marge tekende Balthasar IV Moretus een gestileerde X voor de namen van de gelukkigen.
Portret van Balthasar IV Moretus, [1700-1730] (MPM.V.IV.126)
Mannen met ervaring
Het valt op dat de zes gerekruteerde kandidaten voordien bij een andere drukkerij in Antwerpen hadden gewerkt. In de referenties is de drukkersdynastie Verdussen flink vertegenwoordigd met wel drie drukkerijen: Martinus Verdussen in het Vogelhuis, Joannes Baptista II Verdussen in de Twee Ooievaars, en Maria Cornelia Verhulst (weduwe van Hiëronymus V Verdussen) in Sint-Augustinus. Naast de Verdussens deden de kandidaten ervaring op bij Joannes van Soest, Petrus Jouret en de weduwe van Petrus Jacobs. Van de drie niet-gerekruteerde kandidaten had alleen Jacobus Loes bij Petrus Jouret gewerkt, bij de andere twee werd geen ervaring vermeld.
De uitdrukking ‘met behoorlijk afscheid’ geeft aan dat de kandidaten zelf ontslag bij hun vorige werkgever hadden genomen. Ze waren dus niet ontslagen omwille van ernstige fouten of onbekwaamheid. De gemiddelde leeftijd van de gerekruteerde kandidaten was 29 jaar. Jacobus D’hollander en Laurentius Mattens waren 36 jaar oud toen ze in dienst werden genomen. Met een leeftijd van 22 jaar was letterzetter Carolus van Heck de jongste kandidaat.
Ledenlijst van de ziekenbus van de Kapel van de Officina Plantininia met rechts de zes gerekruteerde kandidaten (MPM Arch. 432, fol. [6] verso – [7] recto)
Drukker én zetter
Opmerkelijk: twee kandidaten hadden zowel het vak van drukker als van letterzetter onder de knie. Vermoedelijk eisten de kleinere drukkerijen flexibiliteit van hun werknemers. De ene dag hielp de werknemer bij het zetten en de volgende dag bediende hij mee de drukpers. De Plantijnse drukkerij nam Philippus Lemmens aan als drukker en Laurentius Mattens als zetter hoewel ze beide vakken verstonden. De eerste maanden sprong Mattens in als vergaarder, en sorteerde hij de afzonderlijke vellen tot complete exemplaren.
Balthasar IV Moretus kon het zich permitteren om alleen mensen met veel ervaring te rekruteren. De Officina Plantiniana was een aantrekkelijke en stabiele werkgever met een aanzienlijke schaalgrootte. De bestendige vraag naar liturgische boeken zorgde voor een relatief hoge werkzekerheid. Daarenboven verzekerde de ziekenbus van de Plantijnse drukkerij haar leden tegen loonverlies bij ziekte.
De oude drukkerij met links de letterkasten en rechts de drukpersen
Goede/slechte houding
Tweemaal bevatten de aantekeningen een opmerking over de houding van de kandidaten. François van Lint had een ‘slechte minie’, terwijl Hendrick Ophof juist een ‘goede minie’ had. Het archaïsche woord ‘minie’ staat niet in de Dikke Vandale. In een variante spelling komt het wel voor in het Etymologicvm Tevtonicæe lingvæ van Cornelis Kiliaan. Volgens het eerste etymologisch woordenboek van de Nederlandse taal uit 1599 slaat ‘mijne’ op het gelaat en de houding van mensen. Vermoedelijk verwees de opmerking over de ‘minie’ naar de eerste indruk die die de twee kandidaten op het sollicitatiegesprek maakten. Uit het gelaat van François van Lint sprak volgens Balthasar IV Moretus een negatieve houding, terwijl de meester mogelijk wel een positieve instelling aflas op het gelaat van Hendrick Ophof. Op basis van deze eerste indruk werd Van Lint meteen afgewezen zonder dat Moretus nog doorvroeg naar zijn ervaring.
Het vernieuwen van de Wet in 1724 (MPM Arch. 334, fol. 130 recto)
Loopbaan
De zes nieuwkomers integreerden zich vrij vlot in de Plantijnse drukkerij. Bij de verkiezing van 1724 kregen ze alle zes een mandaat in het bestuur van de werknemersvereniging. Als grote busmeester vertrouwden de collega’s Philippus Lemmens het beheer van de ziekenbus toe. De vijf andere nieuwkomers dienden als schepen in het bestuur.
De loopbaan van de zes duurde gemiddeld 13 jaar. Letterzetter Laurentius Mattens nam in 1728 na ruim vijf jaar ontslag. Philippus Lemmens daarentegen werd in 1731 door de Plantijnse drukkerij ontslagen. Het dienstverband van drukker Jacobus D’hollander (1730) en letterzetter Carolus van Heck (1733) eindigde bij hun overlijden. Guilielmus Vinck (1744) en Hendrick Ophof (1745) bleven het langste aan de slag. De Oostenrijkse Successieoorlog (1740–1748) woog zwaar op de handel in de Zuidelijke Nederlanden. Wegens gebrek aan werk had de Officina Plantiniana geen andere keuze dan Vinck en Ophof te ontslaan. De ziekenbus betaalde aan Guilielmus Vinck de bijdragen terug die hij doorheen de jaren had gestort. Hendrick Ophof keerde terug naar zijn geboortestad Keulen en overleed er vier jaar later. Hij had net geen 23 jaar in de Plantijnse drukkerij gewerkt.