Dat ze de stoep voor eigen deur moesten proper houden, waren ze al gewend. En dat ze het rumoer en handgemeen van hun klanten op straat binnen de perken moeten houden, dat ook. Maar nu gaat het stadsbestuur wel heel ver, klagen de herbergiers. De ‘Nacht wacht’ sprak met een van hen. Hij wenst om begrijpelijke redenen anoniem te blijven. Laten we hem Cornelis noemen.
Antwerpen, 18 februari 1582
Wat stoort u het meest aan deze maatregel?
Cornelis: “Ik vraag me af of het bestuur beseft welke gevolgen deze maatregel voor ons heeft. Elke avond alle namen van onze gasten opschrijven is echt niet evident. En dan moeten we die ook nog doorgeven aan de kapitein van de wijk, én aan het stadhuis. Dit gaat erg ver.” (schudt het hoofd)
Wat maakt het voor u zo moeilijk?
Cornelis: “Alsof we nog niet genoeg te doen hebben. Hoe moeten we én onze gasten in toom houden én hun namen noteren én deze doorgeven aan het bestuur? We kunnen onze herberg geen seconde alleen laten. Dus sturen we een van de gasten erop uit, wat eigenlijk ook niet mag. We moeten hen extra in de gaten houden deze periode. En een man minder in de bediening, betekent minder bier schenken, dus minder inkomsten. Ik betaal mijn personeel niet om een wandeling naar het stadhuis te maken.” (kijkt verontwaardigd)
Is dat uw grootste ergernis?
Cornelis: “Neen, eigenlijk niet. Wat me nog het meeste stoort is het gedoe elke avond. Probeer in een herberg maar eens aan iedereen te vragen wat hun naam is. Die gasten komen van overal. Ik begrijp hun dialect en taal niet altijd. Zelf word ik ook al een dagje ouder. Mijn oren willen niet meer mee, ze hebben al te veel gehoord. Bij voorbeeld: Hoe schrijf je Jan Klaassen. Is dat met een K of een C? aa of ae? ss of sz? En die naam ken ik dan nog. Na een pul bier te veel verzinnen die mannen de gekste namen. Schrijf dat maar eens op.” (tikt met wijsvinger op de tafel)
Er is ook sprake van extra brandgevaar. Ligt u daar wakker van?
Cornelis: “Eerlijk gezegd niet, neen. Het is aan de twee putmeesters om brand in de wijk te voorkomen en te blussen als het moet. Ladders en emmers en ander gereedschap zijn er hier genoeg. En water, niet te vergeten. Of bier als het moet.” (lacht)
De waard wenst anoniem te blijven.
Het gebod
18 februari 1582, Christoffel Plantijn, Antwerpen
Nr. A 1844/76, L 40 (107 kopies)
lees de transcriptie hier >
Samenvatting
Voor de Blijde Inkomst van de hertog van Anjou als hertog van Brabant treft het stadsbestuur maatregelen voor reinheid, brandveiligheid en de veiligheid in het algemeen. Zo moeten de namen van niet-poorters/vreemdelingen bekend worden gemaakt aan de verantwoordelijke kapitein van de wijk. Dienaren, en knechten en andere personen die in huis verblijven, moeten streng in het oog worden gehouden. Voor de brandveiligheid krijgen de putmeesters nog eens extra aanwijzingen. Aan het ongeoorloofd afschieten van een geweer of ander schiettuig hangt een lijfstraf vast.
Getekend: Goris alias Joris Kieffel, toenmalig stadssecretaris. 18 februari 1582.
Wist je dat
Een blijde intrede
In februari 1582 wordt Frans van Anjou feestelijk ontvangen als nieuwe hertog van Brabant. De hertog van Anjou is de jongere broer van de Franse koning. In het begin van de jaren 1580 regeert hij kort over de Nederlanden.
Plantijn smeedt het ijzer wanneer het heet is. Hij vraagt de nieuwe heerser in een brief het alleenrecht om de officiële documenten te drukken. De hertog gaat hierop in en stelt onder zijn gezag Christoffel Plantijn aan als officiële drukker van de Nederlanden.