Lees het verhaal hier op de website of op Instagram.
De eerste dagen van mijn leven in deze nieuwe tijd bracht ik door op straat als een zwerver. De Antwerpenaar keek niet naar mij om. Als het kon, wandelden ze los door mij heen, terwijl ze op hun telefoon zaten te tokkelen. Ik heb er tegenwoordig zelf een, maar kan er nog steeds niet mee werken. En wil ik dat wel? Ik zie dat mensen verknocht zijn geraakt aan die kleine lichtbakken. Ik zie koppels in de kroeg stilzwijgend naast elkaar zonder een woord uit te wisselen. Ge zou niet liever willen dan die kleine machines in een vlaag van razernij tegen de grond te smijten en ze tot een gesprek met de ander te dwingen! Het volk is egoïstischer geworden, niemand kijkt elkander nog in de ogen.
Het leven op straat is merkwaardig. Het is een gevaarlijke wereld vol miserie. Ik ontmoette in die dagen een landloper die zijn halve leven op straat leefde en daar merkwaardig genoeg met heel veel genoegen zelf voor koos. Een vrije ziel die door de straten van Antwerpen zwierf en van de straatstenen zijn meubilair maakte. Hij vertelde mij hoe een relatiebreuk, geldproblemen en de bijhorende administratieve ketens hem de straat op dreven. Waar brieven vol slecht nieuws hem niet bereikten. Hij zei: “Het stadsbestuur probeert mij te helpen, maar ze begrijpen maar niet dat de grootste hulp die ik kan krijgen, met rust gelaten worden is. Er wordt gezegd dat we in een vrij land leven, maar ze doen niets anders dan mij weer binnen vier muren te jagen waar problemen mij vinden.”
Het was geen schoon zicht het leven als een clochard, neem dat van mij aan. Ik sliep met lotgenoten in de gangen onder het station waar je hoekjes vindt waar je kon slapen zonder dat de tocht je stoorde. Sommigen waren bevangen door den drank en andere giftige roesmiddelen die hen tot krankzinnigheid leidden. Maar leven op straat heeft mij kennis doen maken met het nieuwe Antwerpen. De stationswijk is vandaag wat vroeger de haven was. Wat een drukte! Wat een bedrijvigheid! En wat is reizen zo eenvoudig geworden. Mensen van alle kleuren en gezindten komen en gaan met treinen die heel Europa doorkruisen. Een reis naar Firenze duurt slechts dertien uur! En met het vliegtuig nog geen twee uur! Een wonder! Ik weet nog steeds niet hoe de mens erin slaagde die grote gevaarten de lucht in te krijgen. De eeuwenoude droom om te vliegen als mens is waargemaakt, maar niemand kijkt ervan op. Vreemd! Dit is een tijd waar iedereen de wonderen van techniek vanzelfsprekend neemt terwijl ik nog steeds twijfel of dit geen koortsdroom is en ik straks weer ontwaak in de zestiende eeuw. Nee, de technologie gaat zo snel, dat mensen vergeten verwonderd te zijn. Er is gewoon geen tijd voor. Het leven raast voorbij, het volk loopt er achteraan zonder om te kijken. En ik was een toeschouwer waar men de aanwezigheid niet van opmerkte.
Ik ging regelmatig naar een tehuis voor daklozen dat niet gaf om welke documenten ge wel of niet hebt. Daar kon ik baden en scheren. Enkele nachten rusten in een bed met zachte kussens en donzen dekens. ’s Avonds een warme maaltijd die mijn hongerige maag vult. Er zijn nog mensen met een goed hart die zorgen voor anderen. Die geven om diegenen die de vaart van de samenleving niet kunnen volgen. Er is nog veel solidariteit, er wordt voor u gezorgd. Maar toch denk ik dat er nooit een tijd heeft bestaan, waar mensen zoveel met zichzelf bezig zijn geweest.